JM mei 2007
Je zou haar de Spock of de Penelope Leach van Zweden kunnen noemen. Het enige is dat ze daar juist absoluut niet mee vergeleken wil worden. Sterker nog, schrijvers als deze waren voor haar de reden om zelf een boek over opvoeding te schrijven. “Het boek dat ik zelf had willen hebben toen ik mijn eerste kind kreeg. Het boek dat je leert vertrouwen op je eigen moederinstinct”, zegt AnnaWahlgren, nu 64 jaar. “Ik herinner me het nog goed. Mijn achtste kind – ze heeft er negen in totaal – was twee jaar oud. Ik keek naar haar en dacht ‘ik ben haar helemaal kapot aan het maken’. Ik had veel gelezen over kinderen opvoeden. Zoveel dat ik na acht kinderen nog zat te twijfelen of ik het wel goed deed.”
Het boek dat ze schreef na de geboorte van haar negende kind –inmiddels het best verkochte opvoedboek van heel Scandinavië – baseerde ze op de ervaring die ze opgedaan had als moeder. Ze is een echte autodidact; ze heeft geen opleiding in de psychologie of pedagogiek gehad en ontleende haar theorieën niet aan iets dat al geschreven was.
Het interessante aan haar boek, dat sinds 2005 in Nederland te verkrijgen is als ‘Het groot opvoedboek’ is dat het gebaseerd is op een bepaald mensbeeld. Zo vindt zij dat hét uitgangspunt van de opvoeding zou moeten zijn dat kinderen leren om sámen met jou te leven. Met andere woorden: jouw leven gaat door, je kind mag daar aan deelnemen, maar het mag je nooit verdringen.
Dit is iets wat volgens haar in de huidige Westerse maatschappij vaak wordt vergeten en tot heel veel onzekerheid bij ouders kan leiden. Om te begrijpen hoe dat zit, is het volgens haar zinnig om eerst eens te kijken hoe deze situatie is ontstaan. Wahlgren kijkt daarvoor naar de recente geschiedenis van Zweden die in veel opzichten een vervroegde versie is van wat er later in veel andere Europese landen zich heeft afgespeeld of nog steeds aan het afspelen is. Omdat Zweden neutraal was gebleven in de tweede wereld oorlog, bloeide de economie daarna als nooit te voren. Het verwoeste Europa bleek namelijk een geweldige afzetmarkt voor Zweedse producten. Enthousiast geworden door de toenemende rijkdom bedacht de overheid dat het land nog rijker zou kunnen worden als vrouwen ook zouden gaan werken. Men sprak over de verborgen arbeidskrachten. Om vrouwen over te halen aan het werk te gaan kwamen er ‘lastercampagnes’ waarin werd gezegd dat vrouwen die niet wilden werken parasieten van de samenleving waren. Ze waren achterlijk en ouderwets en ontzegden hun kinderen heel veel. Dat laatste sloeg op de crèches die volgens de staat veel beter in staat waren om de kinderen op te voeden dan de ouders zelf.
Wahlgren: Het gevolg was dat ouders niet alleen heel onzeker werden gemaakt over hun eigen capaciteiten als het ging om ouderschap, maar ook dat de samenleving werd opgedeeld in groepen. Er ontstond een ‘grote-mensen’ wereld met eigen regels – de regels die gelden voor de werkenden, er ontstond een wereld van oudere niet-werkenden, die los van de samenleving werden opgevangen in bejaardenhuizen, en er ontstond een aparte kinderwereld, waar de kinderen, gescheiden van de ouderen en de volwassenen, geheel geïsoleerd opgroeiden.
Met het ontstaan van zo’n aparte kinderwereld, ontstonden er ook allerlei nieuwe regels en wetten. Er werd steeds meer nagedacht over de jeugd terwijl er tegelijkertijd steeds minder contact was tussen de jeugd en de volwassenen. We zijn zo langzamerhand allemaal huis- tuin en keuken psychologen geworden als het om kinderen gaat. En niemand durft meer zijn instinct te volgen, want we zijn als de dood dat wat wij doen, niet in overeenstemming is met de regels van de kinderwereld en daardoor het kind blijvende schade zal berokkenen. En omdat we ons slecht voelen dat we nog maar zo weinig tijd doorbrengen met onze kinderen willen we ter compensatie er voor zorgen dat alle andere omstandigheden perfect zijn voor de kinderen. Ik noem het in mijn boek een ‘met schuld vermengd liefdesevangelie’ dat door zowel overheid als ouders wordt gepreekt.”
Maar die kinderwereld heeft nog een groot nadeel vindt Wahlgren. In haar boek schrijft ze: ‘In een samenleving waarin gezin en maatschappij van elkaar gescheiden zijn, zijn kinderen niet nodig.’ En nodig zijn gaat volgens haar verder dan dat men je gevoelsmatig nodig heeft. Nodig zijn betekent dat je een taak hebt. Het betekent een functie vervullen, waarbij jouw inzet van belang is voor anderen zodat je als kind tegen jezelf kunt zeggen ‘de anderen zijn slechter af zonder mij’. Ze geeft een mooi voorbeeld van hoe je een kind van twee al kan laten voelen dat het nodig is: “Stel, dat je je bril op de koffietafel hebt laten liggen en je ziet dat je tweejarige peuter aan komt lopen. Om te voorkomen dat je bril misschien wordt kapot geknepen of stuk getrokken kun je nu drie dingen doen. Je kunt het kind verwijderen uit de volwassenenwereld zodat het de bril niet kan pakken. Je kunt de bril verwijderen en daarmee een kinderwereld creëren. Maar je kunt ook een klein toneelstukje opvoeren.” Wahlgren, die ooit op de toneelschool heeft gezeten gaat midden in het restaurant waar we het interview doen staan en zegt “O, waar is mijn bril nou toch?” Ze kijkt rond en zegt nog een keer heel theatraal: “mijn bril”, ter wijl ze ondertussen draaiende bewegingen rond haar ogen maakt voor het geval het kind nog niet weet wat een bril is. “Zonder mijn bril kan ik niets zien”, zegt ze dramatisch. Inmiddels kijken alle gasten in het restaurant wat er verder gaat komen. “Nou|” zegt ze, “de kans is nu heel groot dat het kind zelf de bril van de koffietafel zal pakken en het je triomfantelijk zal overhandigen. Iedereen blij. Jij omdat je je bril weer terug hebt zonder schade, en het kind omdat het een hele nuttige daad heeft verricht. Het heeft jouw bril teruggevonden zodat jij weer kunt zien. En daar wordt het uitgebreid voor bedankt. Want het heeft zojuist een bijdrage geleverd aan de ‘dagelijkse strijd om het bestaan’. Of neem het voorbeeld uit mijn boek van die peuter dat zit te jengelen terwijl zijn moeder zit te koken. De moeder denkt ‘ga toch spelen met al dat mooie speelgoed van je’. Maar het kind wil dat niet. Dan laat de moeder het kind de worst die ze die avond gaan eten, in de pan leggen. Ter plekke houdt het kind op met jengelen, kijkt tevreden naar het resultaat en gaat weer spelen. Ook hij heeft een zeer wezenlijke bijdrage geleverd.”
Wahlgren kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat kinderen voelen dat ze deel uit maken van ‘de kudde’, een woord dat zij steevast gebruikt voor het gezin waarin het kind opgroeit; de thuisbasis, de ouder(s) en de broers en zusjes. “Als je dat als basisprincipe van de opvoeding hanteert en je op een liefdevolle manier benadrukt wat wel en niet geaccepteerd is binnen de kudde, dan hoef je niet na te denken of een bepaalde maatregel wel of niet slecht is voor een kind. Het is eigenlijk net als in het verkeer; als je de regels overtreedt die nodig zijn om allemaal veilig aan het verkeer deel te nemen, dan krijg je een boete. Iets dergelijks doe je ook met kinderen Houden zij zich niet aan de regels en veroorzaken zij overlast voor de anderen, dan tref je een maatregel die er op gericht is dat de orde zich herstelt. Hebben de kinderen bijvoorbeeld ruzie dan moet je ze het altijd goed laten maken met elkaar. Daarbij dwing je ze om elkaar aan te raken en zeg je tegen ze: ‘luister, jullie zijn broers (zussen). Jullie horen bij elkaar voor het leven en kunnen niet zonder elkaar.’ Je klinkt dan misschien wel als een dominee, maar dat is helemaal niet erg. Dat hebben kinderen af en toe gewoon nodig”.
Dat de kinderen elkaar aanraken – al gaat het tegen wil en dank – is van wezenlijk belang vindt ze. “Een knuffel bevestigt de saamhorigheid. Ze doorbreekt de vijandigheid. Door de omhelzing wordt vrede gesloten. De positieve aanraking doorbreekt op die manier de negatieve aanraking, bijvoorbeeld als er geslagen is.”
Dat Wahlgren tegen de tijdgeest in – zeker in Zweden – zoveel waarde hecht aan familie en verbondenheid heeft voor een deel te maken met het feit dat zij als geen ander heeft gevoeld wat het betekent om niet bij een ‘kudde’ te horen.. Op haar zevende werd zij in de steek gelaten door haar vader en haar vier halfbroers en zussen en ze was negen jaar toen ook haar moeder en enige volle broer vertrokken. Daarna werd zij opgevoed door diverse ‘tantes’. “Ik herinner me niet dat ik als kind ooit een keer gelachen heb”, schrijft ze.
Op zoek naar een gezinsverband en de warmte die ze gemist had stortte ze zich in vele liefdes. Ze trouwde maar liefst zeven keer. Haar eerste liefde was een man die een stuk ouder was dan zij. Ze kreeg twee kinderen met hem maar scheidde vervolgens omdat het leeftijdsverschil ze te veel in de weg zat. Het contact is wel altijd goed gebleven. Door de scheiding moest ze voltijds gaan werken om aan geld te komen – in Zweden doen ze niet aan alimentatie. Omdat ze haar kinderen niet voltijds naar de crèche wilde brengen en geen moeder had of oppas kon betalen die voor haar kinderen kon zorgen, besloot ze in een zeer eenvoudig – bijna primitief – huis op het platteland te gaan wonen met haar kinderen. Ze leefde toen van de kinderbijslag en van de verhalen die ze schreef. Ze ontmoette in die tijd een kunstenaar en kreeg nog drie kinderen met hem. Toen ze gingen verhuizen naar een ruime flat in Malmo, speciaal gebouwd om de allerarmsten van de samenleving een goed onderkomen te geven, vertrok haar man en liet tien jaar niets meer van zich horen. “Ik was erg verdrietig van die scheiding “zegt Wahlgren. “En natuurlijk leden de kinderen met mij mee. Op dat moment besloot ik dat er weer iets moest komen waar we naar toe konden leven. Ik besloot dat ik weer zwanger wilde worden. Ik ben toen naar een man gegaan en heb gezegd: ‘wil je me zwanger maken en vervolgens niks met het kind te maken hebben?’ Moet je je voorstellen. Zo losgeslagen waren we toen in Zweden in de jaren ’70. Je kent het wel, de tijd van de vrouwenbeweging en de emancipatie” Wahlgren lacht er een beetje spottend om. “Nou, de man stemde in en toen was snel gebeurd. Ik ben maar twee keer met hem naar bed geweest.”
Er volgden nog een paar woelige jaren. Wahlgren besloot 9 dakloze Egyptische studenten in huis te nemen die geen werk konden vinden in Zweden en vanwege een uitgebroken oorlog niet terug konden naar hun land. “We hadden weinig geld dus ik stelde voor dat ik de kost zou verdienen – ik schreef vanuit huis columns en boeken – en zij voor zo min mogelijk geld het huishouden draaiende zouden houden. Dat bleken ze heel goed te kunnen, veel goedkoper dan ik het deed. En ze konden ook koken en op de kinderen passen. Dat hadden ze stiekem van hun moeders afgekeken toen ze nog klein waren.”
Wahlgren wordt verliefd op een van de studenten en gaat mee naar Egypte. Haar jongste zoontje krijgt daar dysenterie en komt op vier jarige leeftijd te overlijden. Daarna keert ze onmiddellijk terug naar Zweden.
Na de dood van haar zoontje kan ze niet meer schrijven. In die tijd krijgt ze veel steun van haar uitgever met wie ze later trouwt en nog drie kinderen krijgt. Uiteindelijk verlaat deze man haar ook.
Ondanks een aantal zeer heftige gebeurtenissen in haar leven is het ‘Groot Opvoedboek’doorspekt met humor. Het lijkt een soort wondermiddel waarmee je heel veel zaken toch nog weer goed kan breien. Hoe zit dat? “Kinderen zijn met humor geboren. Ze zijn dol op grappen en op dingen die opeens helemaal anders lopen dan je zou verwachten. Dat komt omdat ze zelf voortdurend fouten maken en op hun neus vallen bij hun verwoedde pogingen om te leren begrijpen hoe het er aan toe gaat in de ‘grote-mensen-wereld’. Als ze dan bij anderen zien dat die daar soms ook mee worstelen, lachen ze zich krom. Daar moet je als ouder gebruik van maken door af en toe flink de spot met jezelf te drijven. Dat lucht ontzettend op bij kinderen” Ze zet ondertussen een koffiekopje op haar hoofd en praat rustig verder. Het ziet er bespottelijk en komisch uit. Zonder een spier te vertrekken, en met het kopje nog steeds op haar hoofd, zegt ze: “het is voor kinderen heel grappig als je iets heel geks doet maar vervolgens net doet of het heel normaal is.”
Dit soort droge humor en dit soort spot is typerend voor Wahlgren. Ze is gek, ze is melancholiek en heel erg warm zonder een kwelerig toontje aan te slaan. Deze toon is voor haar heel belangrijk. Zo heeft ze de Engelse vertaling van haar Opvoedboek al een paar keer geweigerd omdat het niet de sfeer uitstraalde die ze wilde. “Ik wil dat mijn boek luchtig is en ouders een hart onder de riem steekt”, zegt ze. Zo schrijft ze dat ze ondanks haar woelige leven en het feit dat ze een tamelijk lastig en disharmonieus mens is, toch durft te beweren dat ze een goede moeder is geweest. Tegen alle geldende normen in beweert ze dat je niet gelukkig, harmonieus en tevreden met je eigen leven hoeft te zijn om je kinderen de kans te geven om op te groeien tot levenskrachtige, liefdevolle, goede mensen. “We zijn allemaal beschadigd in meerdere of mindere mate. Maar om die reden hoeven we onszelf niet buitenspel te zetten als ouders.”