opvoeden met humor en cynisme

‘Dit is het perfecte moment om een scène te trappen’

 Als auteurs van de populaire cartoon Fokke & Sukke leven ze van humor en cynisme. Hoe vertaalt dit talent zich in de opvoeding van hun kinderen? En wat doen humor en cynisme in de opvoeding in zijn algemeenheid met een kind?

“‘Als je wilt dat mama moet worden opgenomen in een gesticht en ik voortaan alleen voor jullie ga zorgen, dan is dit inderdaad precies de toon die je moet aanslaan.’ Volgens mijn vriendin schijn ik dit echt tegen mijn dochter gezegd te hebben” zegt John Reid. Reid is  samen met Bastiaan Geleijnse en Jean-Marc van Tol geestelijk vader  van de cartoon ‘Fokke & Sukke’ en de echte vader van twee meisjes van 8 en 4. “Als ik dit terug hoor gaat me dat echt wel te ver, maar ik ben de eerste om toe te geven dat ik flink cynisch uit de hoek kan komen. Laatst gebeurde het nog, toen we moesten opschieten om op tijd op school te komen. Ik zei iets van:   ‘Ja, dit is inderdaad het perfécte moment om deze scène te gaan trappen. Ik kan me geen beter moment voorstellen dan twee minuten voordat de school begint’.” Bastiaan Geleijnse, vader van drie jongens van 9, 7 en 2, herkent deze ‘opvoedtechniek’ van zijn collega maar al te goed. “Ik riep laatst nog tegen ze:  ‘Ja, ga daar vooral mee door, schreeuw mama lekker wakker op die ene dag dat ze kan uitslapen’ Moet je doen, daar wordt ze blij van.” Voor Jean-Marc van Tol, tekenaar van  Fokke & Sukke, en vader van een jongen van 9 is deze manier van opvoeden  totaal vreemd. “Ik snap echt niet wat je aan sarcasme hebt als je je kind iets wilt leren. Net zoals ik hem nooit een klap zal geven, zal ik hem nooit bespotten. In mijn ogen is het een zelfde soort mishandeling van je kind.”

 

Elsie Sloot, opvoedkundige in Rotterdam, neemt niet direct  het woord mishandeling in haar mond, maar is het met van Tol eens dat het beter is om niet cynisch te zijn tegen kinderen. “Kinderen kunnen daar heel onzeker van worden. Je loopt namelijk het risico dat ze helemaal niet begrijpen wat je bedoelt, of dat ze het echt letterlijk nemen. Dat leidt er weer toe dat je ze moet gaan uitleggen dat je het eigenlijk niet zo bedoelde:  ‘natuurlijk gaat mama niet naar een gesticht, maar je moet begrijpen dat etc etc…’. het kost allemaal extra tijd. Ik vind het heel belangrijk dat kinderen een duidelijke boodschap krijgen. Ik zeg vaak tegen ouders ‘ondertitel alles wat je doet’. Als je ziet dat een kind stout doet en je moet daar eigenlijk om lachen, wordt dan niet boos nadat je net gelachen hebt. Dan snapt het kind er niks van. Je kunt dan beter zeggen ‘ik lach wel om wat je doet, maar ik vind het niet goed’. Dan ben je duidelijk.

 

Waarom is het soms zo verleidelijk om cynisch te zijn? Reid: “Ik denk dat het voor mij een manier is om te voorkomen dat ik mezelf verlies in mijn woede en ergernis. Want als je het cynisme afzet op een schaal van de ideale reactie tot de minst ideale reactie – slaan – , dan denk ik dat een cynische opmerking de een na beste oplossing is. Beter ook dan een partij schreeuwen. Geleijnse: “Voor mij is het een uiting van  pure frustratie. Machteloosheid ook wel. Met zo’n cynische opmerking zeg je natuurlijk eigenlijk ‘kijk mij eens zielig met die rotkinderen’. En tegelijk wil je dat ze zich door zo’n opmerking extra schuldig voelen: ‘jullie zijn de veroorzaker van al dat leed’.”

 

Volgens Elsie Sloot zegt de mate waarin je cynische opmerkingen maakt, inderdaad iets over de manier waarop je met teleurstellingen  omgaat. “Je bent als ouder gefrustreerd dat het je niet lukt om je kind zover te krijgen dat het zich op een wat meer gewenste manier gedraagt. Zo’n cynische opmerking is dan een verkapte manier om je teleurstelling in iets positiefs om te zetten. Je probeert op die manier de indruk te wekken dat de situatie op een bepaalde manier toch best grappig is. Het is een methode om je gevoelens toe te dekken. Een soort stoerdoenerij ook wel. Als je dat te vaak doet, loop je het risico dat je kind later niet goed weet hoe het moet omgaan  met de dingen die het moeilijk vindt. Problemen worden eigenlijk afgedaan. Het opvoeden wordt gestaakt; ‘als jij zo nodig die trap op moet lopen, nou, breek je benen dan maar, kan mij het schelen’.”

 

Reid en Geleijnse zijn het groot deels eens met de uitleg van Sloot. Toch voelen ze zich er niet heel erg slecht over. Reid: “Het heeft denk ik te maken met het feit dat het zoveel erger had kunnen zijn dan die cynische uitweg die ik zo nu en dan kies.” Geleijnse: “Daar ben ik het wel mee eens, al denk ik ook af en toe, ‘man, doe niet zo pathetisch’. Gelukkig heb ik die gedachte ook wel eens vlak vóór ik een cynische opmerking wil maken. Dan draai ik de situatie gewoon om. Dan zeg ik bijvoorbeeld tegen de middelste, die net zo driftig is als ik, ‘jongen, ik word gek van je, neem eens een voorbeeld aan je vader, het toonbeeld van geduld’. Daarmee relativeer ik de boel weer een beetje, en dat lucht wel op. Ik vind het namelijk wel heel erg belangrijk dat kinderen een beetje leren relativeren. Ik vertel ook graag veel onzin aan ze. Ze moeten gewoon leren om een grap te herkennen en niet alles voor zoete koek aan te nemen. Mijn schrikbeeld is het verhaal van ouders die vertellen dat er een vertrouwensbreuk tussen hen en hun kinderen is ontstaan op de dag dat ze vertelden dat Sinterklaas niet echt bestond. Die kinderen hadden namelijk het gevoel dat ze voorgelogen waren. Op zo’n moment denk ik ‘kom op zeg, maak het niet zo zwaar’.”

 

Reid: “Dat is volgens mij in zijn algemeenheid een beetje de makke van deze tijd. Ouders gaan veel ernstiger om met de opvoeding dan vroeger. Het is een soort project geworden; ‘Shit’, denken ze, ‘we zijn vandaag niet naar de kinderboerderij geweest en nou gaat het natuurlijk helemaal mis’. Geleijnse: “Maar niet alleen de opvoeding wordt serieus genomen – in ieder geval serieus met de mond beleden – de kinderen worden zelf ook altijd heel serieus genomen. Ik denk dat mensen daar geregeld in doorschieten. Want het is ook heel belangrijk dat je kinderen af en toe flink in de maling neemt. Niets zo handig als een beetje zelfrelativering. Bovendien kun je op die manier ook veel lol hebben met je kind.”

 

Van Tol: “Het is zeker belangrijk om lol te hebben met je kind, maar wel op zijn niveau. Als mijn zoon moppen gaat vertellen moet ik bijna altijd lachen, ook al is het een mop die je nog uit je eigen kindertijd kent. Het is heel leuk als je bij hem het kwartje ziet vallen.” Reid: “Als het om grappen gaat die je tegen je kinderen maakt, ben ik het Jean- Marc eens dat je  wel op hun niveau moet blijven. Ik weet zelf nog heel goed dat ik samen met mijn moeder als een van de weinige kinderen op een barbecue was en de gastheer mij ten overstaan van het hele gezelschap toe riep ‘En John, kan ik concurreren met Mc Donalds?’. Omdat iedereen begon te glimlachen drong het tot me door dat het een soort van grapje was maar ik kon er niks mee. Ik wist ten eerste niet wat Mc Donalds was – echt niet – en ten tweede wist ik niet wat ‘concurreren’ betekende. Ik had – verlegen als ik was –  geen flauw idee hoe ik moest reageren. Heel ellendig was dat!

 

Geleijnse benadrukt dat het eenvoudig is om grappen op het niveau van je kind te houden als je ze samen met je kind bedenkt: “Ik vind het bijvoorbeeld heel leuk om samen met de jongens te bedenken hoe dingen anders zouden kunnen lopen. Zo ging ik met mijn oudste van 9 (groep 6) bedenken hoe hij de klas in de maling kon nemen bij zijn leesbeurt- een soort spreekbeurt maar dan over een boek. Mijn zoon zag het al helemaal voor zich hoe hij de klas zou vertellen dat hij een stuk wilde voorlezen uit Nijntje of Jip en Janneke. Daar kunnen we dan erg om lachen. Ik vind het leuk als ze zelf ook ongevraagd met dit soort ideeën komen. Goed ook voor de fantasie.”

 

Volgens Elsie Sloot is het niet alleen heel erg leuk om met kinderen te lachen, maar is humor ook bij uitstek geschikt om je frustratie om te zetten in een positieve energie.

Ze geeft een voorbeeld: “Stel een kind zegt tegen zijn vader: ‘houd jij mond nou eens dicht papa’, dan  kan de vader op twee manieren reageren. Hij kan zeggen ‘hé zo praat je niet tegen je vader’ of hij kan iets zeggen in de trant van ‘Oh ben jij nu opeens de vader? Oké, dan ben ik nu jou’. Door het gedrag van het kind heel letterlijk te nemen wordt het een soort grap. Zo kun je tegen een kind dat nog steeds zijn eigen billen niet wil afvegen zeggen ‘ja hoor ik veeg jou billen wel af, veeg jij dan ook de mijne?’ of ‘ja hoor, ik help je wel met je trui, help jij mij dan even mijn broek aantrekken?’”

Humor is volgens Sloot ook vaak goed om een patstelling te doorbreken. “Soms zit je jezelf als ouder flink op te fokken in een bepaalde situatie. Als je dan  de tegenwoordigheid van geest hebt om even met afstand naar de situatie te kijken en niet meteen te ontploffen bij de volgende uitbarsting van  je kind, zie je soms ineens het tragikomische van de situatie. Als je daar om kunt lachen en je krijgt je kind mee, heb je een hoop gewonnen. Dat samen lachen schept namelijk een band en dan sta je ineens niet meer tegenover elkaar, maar naast elkaar. Ik moet er wel bij zeggen dat dit niet altijd lukt. Want je loopt het risico dat je kind zich uitgelachen voelt en daardoor nog bozer wordt. Maar het is de moeite waard om te proberen.”

Ook als het om irritant terugkerend gedrag gaat is humor heel bruikbaar volgens Sloot: “Spreek bijvoorbeeld af dat de eerst volgende die vloekt of iets onaardigs tegen een ander zegt, een rondje om zijn stoel moet lopen of op en neer de trap op moet. Kinderen vinden dit vaak wel grappig, vooral ook wanneer jij als ouder je ook aan de ‘straf’ moet houden als je de regels overtreedt. Als iemand van het gezin zich te buiten gaat aan bepaald ongewenst gedrag, kun je ook een codewoord afspreken. Zeg na die afspraak bijvoorbeeld ‘konijn’ als je ziet aankomen dat een kind driftig wordt, maar laat hem dat ook tegen jou zeggen als jij een keertje ontploft. Het is zo raar dat het grappig wordt en ondertussen helpt het je kind zijn gedrag te veranderen.”

 

Anna Wahlgren, schrijfster van het succesvolle, onlangs uit het Zweeds vertaalde ‘Groot opvoedboek’,  besteedt in haar boek ook opvallend veel aandacht aan humor. Keer op keer beschrijft ze hoe humor je redder in nood kan zijn. Bij de koppige peuter en de dwarse puber schrijft ze : ‘De dagelijke lachbui is nu noodzakelijker dan ooit’. Over pijn en ziekte zegt ze: ‘zelfs als je een kind moet kietelen om het aan het lachen te krijgen, omdat je zelf absoluut  niet in de stemming bent om te lachen, heeft lachen een weldadige werking’. Bij het leren van tafelmanieren aan een kind dat hier eigenlijk al te oud voor is: ‘In plaats van geërgerd uit te vallen: ‘Je moet je eten maar zelf snijden, dan kun je immers!’, kun je de glimlachende licht humoristische lijn kiezen, die doeltreffender is. ‘Zal ik je leren hoe je je eten in stukjes snijdt? Om vervolgens je handen over de handen en het bestek van het kind te leggen dat hier eigenlijk al te oud voor is ’.  In zijn algemeenheid stelt ze dat humor heel belangrijk is om te zorgen voor een goede band met je kind, in het bijzonder ook voor een band met kinderen met een of andere gedragsstoornis: ‘Blijken van genegenheid en de dagelijkse lachbui zorgen voor een goed en groeiend vertrouwen.’

 

In een meeslepend betoog overtuigt Wahlgren de lezer dat humor nooit mag ontbreken in de opvoeding: ‘(…) Soms denk ik dat de Schepper ons de humor als en cadeautje heeft meegegeven, om onze eigen ziel te genezen. De betekenis van lachen wordt in onze cultuur volledig onderschat. Wie kan lachen, kan nooit sterven, zolang hij leeft. Lachen is meer dan gezondheid. Lachen is levenslust. En levenslust is onze levenskracht!’

 

 

 

Kader

 

Lachen is gezond

Recent onderzoek van de Amerikaanse cardioloog Michael Miller toont aan dat lachen de bloedvaten doet ontspannen. Dit in tegenstelling tot negatieve emoties die de bloedvaten doen verkrampen.

Sibe Doosje, humoronderzoeker en gezondheidspsycholoog aan de universiteit van Utrecht, beschouwt lachen als een vorm van sport. Zo zou een minuut bulderen van het lachen gelijk staan aan tien minuten roeien op een roeimachine.

Een ander – nog onbegrepen –  effect van lachen is dat de hoeveelheid antistoffen in het speeksel er iets door stijgt. Daarnaast is het zo dat de pijndrempel stijgt als we lachen. Zo konden proefpersonen die naar een grappige film keken hun handen langer in een bak met ijswater houden dan mensen een naar een nare film keken.

 

Bron: Trouw

Deel dit artikel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ook interessant voor u