Verlegen kinderen

JM april 2009

Achter in de gymzaal zitten ze allemaal op een bank: de zeemannen, de danseressen, de vuurvliegjes, de aardmannetjes. En ja, daar is ook mijn monster. Enthousiast zwaai ik naar hem. Hij heeft er duidelijk zin in. Gelukkig maar want ook de juf had gemerkt dat naarmate de dag van de voorstelling naderde, hij het steeds enger begon te vinden. Dit ging alvast goed.

Maar ik heb mezelf te vroeg rijk gerekend. Hij is helemaal niet vrolijk. Want na vijf minuten glimlachen en driftig zwaaien– we moeten het hele zeemanslied uithoren – kom ik er achter dat ik al die tijd naar de verkeerde heb gekeken. Mijn eigen monstertje heeft zich gedurende het hele lied met duim in de mond verstopt achter een meisje in een roze tutu. Zelden een zo weinig afschrikwekkend optreden gezien.

Zijn verlegen jongetjes van vijf nog vertederend, als je wat ouder wordt, is dat veel minder het geval. Dat merkte ik op het eerste tien-minuten-gesprek van mijn oudste zoon – toen in groep vijf.  ‘Ja’, zei de meester die mijn kind net drie maanden had leren kennen. ‘Wat zal ik over hem zeggen’, en hij propte een mandarijnenpartje zijn mond. ‘Op het eerste gezicht is het een beetje een saaie jongen. Maar verder gaat het prima.’

Pats! Onmiddellijk ging er van alles door mijn hoofd. Mijn zoon saai? Kom nou! Je zou hem eens moeten zien met zijn prachtige legobouwwerken en zijn eindeloze fantasiespelletjes! Zou hij echt saai zijn? Ben ik nu te overgevoelig? Dat uitgerekend een ervaren leraar als hij hier niet doorheen kan prikken! Wat een eikel met zijn stomme trui en dat gekauw op dat vieze mandarijntje van hem – en meer van dit soort gedachten. Boos was ik, en heel beledigd. Maar, behept met hetzelfde karakter als twee van mijn zoons en bang om de meester – met wie hij nog twee jaar door moest – tegen me in het harnas te jagen, zei ik vriendelijk:  ‘ja het is een echte kat uit de boom kijker’. Om het vervolgens over zijn rekenprestaties te hebben.

De gewraakte opmerking zeurt hierna nog dagen door mijn hoofd. Mijn kind komt duidelijk niet helemaal uit de verf. Maar moet ik me daar nou zorgen over maken? Er komen toch geregeld vriendjes langs en hij gaat met plezier naar school, zo stel ik mezelf gerust. Maar toch. Het valt me wel op dat hij altijd op initiatief van een ander met iemand gaat spelen. Zelden gebeurt er iets omdat híj het wil. Althans, wat hij wél heel goed regelt is dat hij op woensdag met niemand afspreekt. ‘Anders duurt het altijd zo lang tot ze weer naar huis gaan’, aldus mijn introverte kind dat graag even wat tijd voor zichzelf heeft. Vaak gaat hij op dit soort middagen kijken of er op het plein nog kinderen zijn om mee te voetballen. ‘Dat vind ik leuker, dan kan ik tenminste zelf bepalen wanneer ik stop.’

‘Vind je het gek om aan mensen te vragen of ze met je willen afspreken?’ vroeg ik hem een keer. Ja, dat vond hij gek. Hij was bang om mensen daar mee lastig te vallen. Dat ze misschien wel geen zin hadden. ‘Ik herken dat wel’ zei ik tegen hem.  Om hem vervolgens uit te leggen dat dit toch niet echt een logische redenatie is. Dat het risico dan groot is dat je altijd doet wat een ander wil. Dat begreep hij wel. En dat was dat. Er veranderde niet veel.

Dan toch maar naar zo’n nare assertiviteitscursus? En het risico lopen om hem op te zadelen met een probleem waar hij zich niet van bewust is?  Of erger nog, dat hij verandert in zo’n ouwelijke kwezel die heel goed over zijn gevoelens kan praten – ik ben een kanjer!! – en vervolgens te pas en te onpas aangeeft wat ‘ie wel en niet leuk vindt. Brr, ik moet er eigenlijk niet aan denken. Maar wat dan wel?

Om te beginnen stelt de Amsterdams hoogleraar klinische psychologie Alfred Lange mij enigszins gerust met de opmerking dat een beetje verlegen zijn vaak helemaal niet zo erg is als wij denken. Hij schrijft dat assertiviteit in onze cultuur een wat al te hoge plaats inneemt waardoor het lijkt alsof kinderen die wat afwachtend, voorzichtig en bescheiden zijn een probleem hebben.  ‘Dat hoeft helemaal niet het geval te zijn. De beoordeling zegt soms meer over de beoordelaar dan over de beoordeelde. Sommige onderwijzers zijn in dit geval wat snel met hun (negatieve) oordeel.’

Ook de orthopedagoog Sjoukje van der Laan, die werkt bij de Amsterdamse schoolbegeleidingsdienst het ABC,  is het daar mee eens. ‘Is je kind een beetje verlegen maar gaat hij desondanks met plezier naar school en zie je hem thuis ook nog regelmatig met een tevreden gezicht rond lopen, dan hoef je niet in te grijpen. Ik vind dat je wat dit soort zaken betreft het best op je intuïtie kunt varen als ouder.’

Toch is er van alles dat je kunt doen voor een verlegen kind. Van der Laan: ‘In zijn algemeenheid is het heel belangrijk om ze veiligheid te bieden. Accepteer ze met al hun kwaliteiten en gebreken. Zorg dat je er bent als ze je nodig hebben. Luister naar wat ze zeggen. En maak altijd goed duidelijk waar ze aan toe zijn. Vertel ze bijvoorbeeld wat ze in een nieuwe situatie kunnen verwachten. Dat geeft ze houvast en rust.’

Als van der Laan dit zegt moet ik ineens denken aan de eerste keer dat mijn zoon drie nachten op schoolkamp ging. De juf had de klas daar zeer degelijk op voorbereid door precies te vertellen hoe het er in het kamp aan toe zou gaan: ze beschreef het kampterrein, vertelde hoe ze gingen slapen, wat ze gingen doen, wie er allemaal zouden rondlopen etc.. Een gouden greep. ‘s Avonds vertelde mijn zoon me bijna bezwerend en volgens mij in de letterlijke woorden van de juf, dat er een ‘hele aardige mevrouw’ zou zijn die kookte – eerst patat en dan macaroni – en dat de WC meteen aan het einde van de gang links was. Het gaf hem duidelijk het gevoel dat hij grip had op de zaak. En dat was precies dat extra duwtje dat hij nodig had.

Maar los van het bieden van veiligheid en houvast is er meer wat je kunt doen. Van der Laan: ‘Je moet een verlegen kind veel aanmoedigen en prijzen als iets goed gaat. Dus: ‘wat goed dat je die jongen uit je klas hebt uitgenodigd’. Of : ‘knap dat je nee zei toen je vriendjes voorstelden om toch vast vuurwerk af te steken’. We zijn zo geneigd om heel veel dingen vanzelfsprekend te vinden, maar echt iedereen vindt het fijn om een compliment te krijgen.’

Waar je ook voor moet waken is om te zwichten voor de neiging je kind te veel in bescherming te nemen. Van der Laan: ‘Door alle obstakels voor hem uit de weg te nemen, wek je de indruk dat hij die moeilijkheden niet aan kan. Je mag je kind best uitdagen door het een (realistisch) opdrachtje te geven. Als dat lukt kan hij dat weer toevoegen aan zijn lijst met successen. En nee, dat betekent niet dat je – je ergernis nog net onderdrukkend – heel hard gaat roepen dat je kind niet verlegen hoeft te zijn. Straal vertrouwen uit. En geef als het even kan, het goede voorbeeld. Want ook daar leert je kind van. En gaat het dan toch mis: jammer dan, volgende keer beter. Niet alles lukt altijd. Zo leert een kind met zijn frustraties omgaan.’

Als het echt niet goed gaat

Natuurlijk zijn er ook verlegen kinderen die daar zo’n last van hebben, dat je wél moet ingrijpen. Waar die grens ligt merk je volgens Van der Laan al snel als je je kind goed observeert.  ‘Dan slapen ze bijvoorbeeld heel slecht, hebben ze weinig lol of zien bleek. Bij oudere kinderen zie je nog wel eens dat hun schoolprestaties opeens sterk achteruit gaan en soms trekken leraren aan de bel.’ Hoogleraar Alfred Lange vindt dat je goed moet kijken of een kind uit verlegenheid zichzelf niet te kort gaat doen. Of dat het bepaalde situaties gaat vermijden of angsten gaat ontwikkelen. Lange: ‘Een kind dat last heeft van zulke verlegenheid is de hele dag gespannen; dat kost energie die je niet ergens anders aan kunt besteden.’

Wat kun je in zo’n geval doen? Van der Laan: ‘Vaak kan een cursus sociale vaardigheden goed helpen. Op zo’n cursus leer ik de kinderen bijvoorbeeld hoe je complimenten kunnen geven en ontvangen –  verlegen kinderen hebben daar meestal veel moeite mee. Ook leer ik ze hun gevoelens te herkennen en dat je daar bovendien op verschillende manieren mee om kunt gaan. Waar we verder op ingaan is hoe je op een goede manier nee kunt zeggen of  kunt onderhandelen voor een goed eindresultaat. En tot slot besteden we aandacht aan pesten. Het is heel leuk om te zien hoe de kinderen elkaar dan helpen met goede tips.

Of het werkt?  Ik heb behoorlijk wat kinderen aan het eind van een cursus veel zelfverzekerder zien worden. Het zullen natuurlijk nooit van die extraverte assertievelingen worden, maar ze zitten een stuk steviger in hun vel.’

KADER1 :  Introvert of verlegen?

Introvert en verlegen gedrag wordt vaak op een zelfde hoop gegooid. Ten onrechte vindt hoogleraar persoonlijkheidspsychologie Boele de Raad. Het verschil tussen introvert en extravert gedrag zit hem niet zozeer in het wel of niet verlegen zijn maar meer in de plek waar mensen hun energie vandaan halen. Zo haalt de extravert zijn energie uit gezelschap en de introvert juist uit zichzelf. Het gevolg is dat de extravert graag verkeert in grote gezelschappen en de introvert die grote groepen als het enigszins kan mijdt. En dit mijdende gedrag noemt men in onze maatschappij waar driekwart van de bevolking extravert is, dan al snel verlegen. Een begrijpelijk misverstand, maar het feit dat introverten graag grote groepen uit de weg gaan, wil niet zeggen dat ze bang zijn om in het openbaar te spreken, voor hun mening op te komen of op het podium te staan – je hebt ook introverte cabaretiers bijvoorbeeld. Wel is het zo dat de combinatie van introvert gedrag en emotionele instabiliteit in veel gevallen tot verlegenheid leidt.

In het boek ‘Eigen-aardig opvoeden beschrijven Paul Tieger en Barbara Borron-Tieger hoe je je kind aan de hand van zijn unieke persoonlijkheid het beste kunt benaderen. Hier is ook veel ruimte ingericht voor de verschillen tussen introverten en extraverten.

‘Eigen-aardig opvoeden, met de persoonlijkheid van je kind als uitgangspunt.’

Paul Tieger en Barbara Barron Tieger ISBN 90 -5871-004-1

Zie ook http://www.jmouders.nl/karakter

Meer lezen: ‘Introvert door het leven – hoe je kunt groeien in een extraverte wereld’

Marti Olsen Laney  ISBN 9789025 959319

 

KADER 2 : Verlegen kind? Dit moet je doen:

 

  • Creëer een duidelijke, voorspelbare en overzichtelijke leefwereld voor je kind.      Dit biedt veel veiligheid en houvast.
  •  Bereid je kind voor op lastige situaties. Doe dat niet alleen door hem te      vertellen wat hij kan verwachten maar ook door hem nieuwsgierig te maken.
  •  Daag je kind uit om iets spannends te ondernemen maar dwing hem nooit.
  •  Erken zijn gevoelens van angst en onzekerheid. Bespreek die met hem.
  •  Laat  als ouder zien hoe jij omgaat met negatieve gevoelens die spanning oproepen.
  •  Laat je kind spelen met niet-bedreigende kinderen die niet zo verlegen zijn. Deze kinderen kunnen een goed rol-model zijn.
  •  Prijs een kind voor een overwinning dat het op zichzelf heeft behaald ( ook een kleine overwinning)
  •  Versterk  het zelfvertrouwen van je kind door te benadrukken wat wél goed gaat. Leer het ook hoe het zijn eigen situatie kan beïnvloeden.
  •  Leer  je kind problemen relativeren zonder zijn negatieve gevoelens te ontkennen.
  •  Zorg ervoor dat je kind zich kan ontladen. Laat hem sporten of zich op een kunstzinnige manier uiten.
  •  Breng je kind vanzelfsprekend beleefd gedrag bij – geef het goede voorbeeld. Op die manier wordt je kind zonder er bij na te denken aangenaam in de      omgang.
  •  Noem je verlegen kind in bijzijn van anderen nooit verlegen.

 

Zie ook: www.verlegenmensen.nl

Deel dit artikel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ook interessant voor u